De ziekte van Parkinson is vooralsnog ongeneselijk. Dit wil zeggen dat we op dit moment enkel in staat zijn de symptomen te bestrijden en de voortgang van de ziekte te vertragen. Voor de ziekte van Parkinson behandeling is inmiddels wel een scala aan medicijnen ontwikkeld.
Dopamine agonisten
Een belangrijk onderdeel van de ziekte van Parkinson behandeling zijn de dopamine agonisten. Wanneer de zenuwcellen in de hersenen afsterven bij Parkinson, wordt er minder dopamine gemaakt. Dopamine is belangrijk voor een goed functioneren van de hersenen. De dopamine agonisten zijn medicijnen die bijvoorbeeld de werking van dopamine nabootsen of zorgen dat dopamine stabieler wordt. Alle dopamine agonisten zorgen er op de één of andere manier voor dat de dopaminegehaltes in de hersenen hoger worden. Merknamen van deze dopamine agonisten zijn Requip, Permax, Sifrol en Parlodel.
Levodopa
Levodopa is een speciale dopamine agonist en een veel voorgeschreven medicijn bij Parkinson. Het medicijn wordt in de hersenen omgezet in dopamine en kan daarmee de dopaminegehaltes in de hersenen op peil houden. Een nare bijwerking is echter het ontstaan van ongecontroleerde bewegingen, zoals zwaaien met het arm. Naast de vaak aanwezige tremor bij Parkinson leidt Levodopa dus tot nog meer ongewenste beweging. Om deze reden is men waar mogelijk terughoudend met het voorschrijven van levodopa, zeker bij jonge patiënten.
Deep brain stimulation (DBS)
Een steeds vaker toegepaste therapie is de deep brain stimulation. Hierbij worden met elektrodes bepaalde gebieden in de hersenen met kleine stroomschokjes gestimuleerd. Dit wordt gedaan in gebieden waarvan bekend is dat zij bijvoorbeeld voor de tremor zorgen. Het doel is deze symptomen hiermee te verminderen.
Anti-cholinergica
Naast dopamine, speelt ook de stof acetyl-choline een belangrijke rol in de hersenen. Beide zorgen ze voor een stimulatie van de zenuwcellen. Bij een gebrek aan dopamine, bij Parkinson bijvoorbeeld, krijgt acetyl-choline de overhand. Sommige gebieden krijgen hierdoor een verkeerde overstimulatie, wat leidt tot bijvoorbeeld tremor. Door acetyl-choline te remmen kunnen deze symptomen verminderd worden.
Toekomst: stamcellen en gentherapie
Twee therapiën worden gezien als dé toekomst voor de behandeling van Parkinson: gentherapie en stamceltherapie. Bij beide is het doel hetzelfde: het gemuteerde gen vervangen met een gezond gen. Bij gentherapie wordt dit gedaan door gericht het gemuteerde gen uit het DNA te slopen en te vervangen met een gezond gen. Op dit moment worden veel experimenten gedaan met gemodificeerde genen die we voor ons laten werken.
Bij stamceltherapie nemen we cellen die nog niet gedifferentieerd zijn in bijvoorbeeld hersencellen. Dit zijn eigenlijk een soort moedercellen. Uit deze cellen komen alle andere cellen van één of meerdere weefsels. In de hersenen zijn relatief weinig stamcellen aanwezig, maar in de darmen zijn er heel veel stamcellen. Als we in staat zijn deze stamcellen zo te modificeren, dat ze cellen kunnen vervangen met het gemuteerde gen, kunnen we ook Parkinson genezen. Omdat de hersenen onder andere qua celstructuur een extreem ingewikkeld orgaan is, kan het nog erg lang duren voor we stamceltherapie succesvol kunnen toepassen.